Ons verhaal
Samen doen wij betrokken en toegewijd ons werk: besluiten over toelating in Nederland. Dat is echt mensenwerk en dat doen we zo zorgvuldig, rechtvaardig, juist en tijdig als mogelijk. En altijd met oog voor de menselijke maat. Want de…
Met de ondertekening van het VN-vluchtelingenverdrag heeft Nederland zich eraan verbonden om bescherming te bieden aan personen die hun land ontvlucht zijn vanwege (vrees voor) vervolging. Onder hen zijn mogelijk ook personen die zich schuldig hebben gemaakt aan oorlogsmisdrijven of misdrijven tegen de menselijkheid die worden genoemd in artikel 1F van het VN-vluchtelingenverdrag. Zij kunnen op grond van dit artikel worden uitgesloten van bescherming.
Bij artikel 1F gaat het om oorlogsmisdrijven, misdrijven tegen de vrede of misdrijven tegen de menselijkheid. Ook andere ernstige misdrijven, zoals moord en verkrachting, kunnen een reden zijn om een persoon uit te sluiten van bescherming van het VN-vluchtelingenverdrag. Tot slot vallen ook handelingen in strijd met de doelstellingen en beginselen van de Verenigde Naties onder artikel 1F.
De Nederlandse overheid wil geen vluchthaven zijn voor oorlogsmisdadigers of plegers van andere internationale misdrijven. Daarom onderzoekt de IND bij signalen daarvan of artikel 1F van toepassing is. Dat de IND dit zo belangrijk vindt blijkt uit het gehanteerde principe “exclusion before inclusion”. Dit houdt in dat we bij 1F signalen eerst onderzoek doen naar eventuele (internationale) misdrijven en bekijken of aan iemand artikel 1F kan worden tegengeworpen. Zo niet, dan komt daarna de asielbeoordeling.
We doen bij de IND onderzoek op basis van signalen die we ontvangen. Het moet natuurlijk gaan om serieuze signalen. Iemand uitsluiten van bescherming of een verblijfstatus intrekken van iemand die al rechtmatig in Nederland verblijft of zelfs al Nederlander is, doen we niet zomaar. Er moeten ernstige redenen zijn om te veronderstellen dat die persoon zich schuldig heeft gemaakt aan de hierboven genoemde misdrijven. Het gaat dan bijvoorbeeld om personen die een bepaalde positie hebben bekleed binnen een organisatie die erom bekend staat dat deze mensenrechten heeft geschonden of oorlogsmisdrijven heeft gepleegd. Maar bijvoorbeeld ook om medewerkers van detentiecentra waar gemarteld werd.
Onderzoeken in het kader van artikel 1F zijn juridisch complex. Het gaat altijd om gedragingen en omstandigheden die ver buiten Nederland hebben plaatsgevonden. De werkzaamheden en onderzoeken voor dit soort zaken worden gedaan door speciaal hiervoor opgeleide medewerkers. Door hun kennis en expertise kunnen zij een vreemdeling vragen stellen over aspecten die wijzen op betrokkenheid bij internationale misdrijven.
De informatie die wordt verzameld, wordt afgezet tegen andere beschikbare informatie uit openbare bronnen (bijvoorbeeld rapporten van Human Rights Watch) of ambtsberichten van het ministerie van Buitenlandse Zaken. Als alle feiten, omstandigheden en verklaringen grondig zijn gewogen, wordt besloten of artikel 1F wel of niet aan de vreemdeling wordt tegengeworpen.
Als de IND tot de conclusie komt dat de vreemdeling verantwoordelijk kan worden gehouden voor internationale misdrijven, dan wordt de aanvraag altijd afgewezen. De vreemdeling wordt daarmee verplicht om Nederland te verlaten. Ook kan een al verleende verblijfsvergunning worden ingetrokken, een naturalisatieverzoek worden afgewezen of kan het Nederlanderschap worden ontnomen. De vreemdeling kan in beroep gaan tegen deze beslissing. Het is dan aan de rechter om uit te spreken of de beslissing van de IND terecht was. De IND werpt jaarlijks aan ongeveer 20 personen artikel 1F tegen.
Het kan zijn dat het terugsturen naar het land van herkomst van iemand aan wie artikel 1F is tegengeworpen een ernstig gevaar voor hem oplevert. In dat geval mag hij niet door Nederland gedwongen worden uitgezet. Dit betekent overigens niet dat deze persoon een verblijfsvergunning krijgt.
Het gevolg van toepassing van artikel 1F is alléén dat de aanvraag van de vreemdeling om een verblijfsvergunning (of om Nederlander te worden) wordt afgewezen. Of dat zijn verblijfsvergunning of Nederlanderschap door de IND wordt ingetrokken. Deze zogenoemde bestuursrechtelijke procedure staat los van een eventuele beslissing om de vreemdeling strafrechtelijk te vervolgen. De beslissing om strafrechtelijke vervolging in te stellen, ligt bij het Openbaar Ministerie.
Samen doen wij betrokken en toegewijd ons werk: besluiten over toelating in Nederland. Dat is echt mensenwerk en dat doen we zo zorgvuldig, rechtvaardig, juist en tijdig als mogelijk. En altijd met oog voor de menselijke maat. Want de…
Soms zit een aanvrager in zo’n ellendige situatie, dat diegene vanwege die situatie in aanmerking kan komen voor een verblijfsvergunning. Bij zo’n ‘schrijnende situatie’ kan de directeur-generaal van de IND er voor kiezen toch een…
De IND beoordeelt of iemand die een verblijfsvergunning in ons land aanvraagt daar recht op heeft. Iedereen van buiten de EU die zich in Nederland wil vestigen, kan zo’n aanvraag doen . Mensen doen dat bijvoorbeeld omdat ze hier willen werken…